home onze vereniging activiteiten Forum verslagen Fotoalbums Contact
NAMIDDAG


In café de Arend krijgen we lekkere belegde broodjes voorgeschoteld, voldoende om zelfs de grootste honger te stillen!!!

Tussen 13.30u en 14u is er vrije tijd voor een wandeling of een terrasje.

Om 14u begint het stadsbezoek.

Stadswandeling door Roeselare


De gids Lucie is er ruim op tijd. Vóór we vertrekken vertelt ze ons één en ander over deze stad.

Waardoor is Roeselare het meest bekend? Het is de stad van Albrecht Rodenbach, Peegie en het Klein Seminarie.

Kenwoorden zijn : Vlaamse ontvoogding,handel en een rijk religieus verleden. Deze drie begrippen zullen de rode draad vormen van ons bezoek.

Roeselare ligt in het hart van West-Vlaanderen, in de vallei van de Mandel. Er zijn 57 000 inwoners (met de deelgemeenten erbij)

De naam betekent “riet in moerassig gebied”

Een beetje geschiedenis :

Een oorkonde uit de vroege 9de eeuw maakt melding van een dorpje 'Roslar'.
Het behoorde tot de heerlijkheid van Wijnendale, één van de voornaamste heerlijkheden van Vlaanderen. De eerste heren van Wijnendale waren de graven van Vlaanderen doch het goed kwam in de vijftiende eeuw, na het huwelijk van Maria van Bourgondië met Adolf van Kleef, in handen van het geslacht van Kleef.

In de 17 de  eeuw behoorde het toe aan het geslacht van Neuburg.

Onze wandeling:

We staan op het Polenplein, dit plein kreeg die naam na de 2 de wereldoorlog, want Roeselare werd bevrijd door Polen. De vroegere namen van dit plein : eerst Zwienemarkt, later Houtmarkt en vanaf 1900 was de naam Wapenplein

We staan voor Het Oud Arsenaal , dit is het gebouw waar nu het wielermuseum in gevestigd is. Bovenop de gevel staat een gietijzeren beeld van St. Michiel

Waarom is er een wielermuseum in Roeselare? Heel wat bekende wielrenners zijn van hier afkomstig: o.a. Odiel Defraeye (eerste Belg die ooit de  Tour de France won (1910)), J.P. Monseré en Patrick Sercu.

Freddy Maertens werkte tot 2007 als conservator van het wielermuseum.

We stappen naar de Botermarkt met het beeldje van Peegie.
Peegie, de fictieve volkse figuur uit de boeken van Willem Denys, leefde op de Nieuwmarkt.
Het stelt Peegie voor, zijn laatste doos schoensmeer aanprijzend, terwijl in de zakken van zijn broek nog twee reservedozen voorradig zijn .

Een ander zeer gekend instituut is het Klein Seminarie dat zich in de Zuidstraat bevindt.

Vanaf de 13de eeuw stond hier een Gasthuis, geschonken door de Graaf van Vlaanderen aan geestelijken.

 

Rond 1700 werd het door Wolfgang Wilhelm, hertog van Neuburg en heer van Roeselare, geschonken aan de Augustijner Broeders (naar hier gekomen om les te geven)

In 1806 richtte de bisschop van Gent hier een kleinseminarie op, veel parochiepriesters en missionarissen zijn hier opgeleid.”Klein” seminarie staat tussen humaniora en “Groot” Seminarie.

In Wereldoorlog I was een lazaret voor verwonde soldaten

Verbonden met het Klein Seminarie zijn de namen Guido Gezelle, Hugo Verriest en Albrecht Rodenbach.

De priester-dichters Guido Gezelle en Hugo Verriest waren hier leerling en leraar.

Hugo Verriest , oud-leerling van Guido Gezelle , gaf les aan Albrecht Rodenbach. Alle drie hebben ze gevochten voor het nederlands in het onderwijs.

Op 28 juli 1875 leidde Albrecht Rodenbach een opstand aan het Klein Seminarie tegen het gebruik van het Frans in het onderwijs. Dit protest werd bekend onder de naam De Groote Stooringe. De studenten weigerden toen een Frans lied te zingen en brachten in de plaats Vlaamse strijdliederen.

 

 

 

 

 

Na deze terugblik op de geschiedenis van het Klein Seminarie krijgen we wat meer uitleg over de gebouwen en meer in het algemeen over de kerk : de St. Augustijnerkerk.

Het rondboogportaal is bekroond met de beelden van O.-L.-Vrouw van Loretto, Sint-Augustinus en Sint-Aloysius van Gonzaga. St.Aloysius is de patroonheilige van de studerende jeugd, hij wordt afgebeeld met lelie en kruis.

 

In de klokgeveltop bevindt zich het wapenschild van Johann-Wilhelm van Neuburg, hertog van Neuburg en Heer van Roeselare



We stappen naar de Grote Markt. Aan de zuidkant van de Grote Markt zie je het stadhuis .

Het oudste gedeelte dateert uit de 18 de eeuw. Het is de vervanger van vroegere gebouwen.

Rond 1260 werd op de markt een belfort en halle gebouwd.

In 1488 en 1492 werd de stad verwoest door het leger van Maximiliaan van Oostenrijk. Zo goed als alle vroegmiddeleeuwse bouwwerken werden verwoest, ook de halle.

 

Er werd een nieuwe halle gebouwd,

De bloeiende lakenindustrie verdween uit Roeselare en er volgde een periode van economisch verval.

De stadskas was leeg en er was dus geen geld om het belfort en de halle te herstellen. Dit had tot gevolg dat in 1704 het belfort instortte. In zijn val vernielde de toren het grootste deel van de halle zelf. Met het puin werd een nieuwe, kleinere opgetrokken, die jammer genoeg afbrandde in 1749.

Onder het bestuur van Maria-Theresia van Oostenrijk werd in de 18 de eeuw een nieuw stadhuis gebouwd.

Het staat er sinds 1771 en werd gebouwd in Louis XV stijl met classisistische en rococo elementen.


Het smeedijzeren sierbalkon op de eerste verdieping is versierd met het vergulde wapenschild van de stad Roeselare


Bovenaan het klokkentorentje staat een gouden ventje, dat noemt men een “wildeman”. Volgens onze gids komt de naam wildeman van “weelde” (goed laken kreeg een merkteken, dat was een wildeman).

Na wereldoorlog I werd het ‘oud stadhuis' uitgebreid met een nieuwe vleugel aan de westzijde (op de Grote Markt en in de Zuidstraat). Het werd uitgevoerd in een regionale art decostijl. In dit gedeelte vinden we de belforttoren terug . De toren zelf herinnert, onder de geactualiseerde vorm, aan het oude belfort dat in de 18de eeuw verdween. Het belfort symboliseert ook de wedergeboorte van de stad die het tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar te verduren had.

 

 

 

 

 

Aan de voet van de belforttoren werd tijdens de heropbouwfeesten in 1925 een Sint-Michielsbeeld van de Roeselaarse beeldhouwer Jules Lagae ingehuldigd

 



De oorspronkelijke laatgotische trapgevel uit de 16de eeuw op de Grote Markt van het klooster van de Grauwe Zusters

 

 

 

Deze gedenkmuur werd in 1925 geplaatst tegen de zijgevel van een huis op de hoek van de Grote Markt en het Sint-Michielsplein. Het gedenkteken, toegewijd aan het H. Hart, herinnert aan de heropbouw van de stad Roeselare na de Eerste Wereldoorlog.

De bronzen plaat stelt een engel voor tussen de daken, torens en fabriekschoorstenen van Roeselare.

Bovenaan dit tafereel prijkt het Heilig Hart. Het ontwerp van de gedenkplaat was van de hand van Josué Dupon.

Bemerk de ossekop met drie schildjes : symbool van St.Lucas.
Het helmpje als symbool voor de handel en de graanschoof als symbool voor de landbouw.

We wandelen nu tot vlak vóór de St. Michielskerk.

Vanaf 1050 stond hier al een stenen kerkje, alles werd verwoest in 1488.
Begin 16 de eeuw werd een nieuwe kerk gebouwd met een toren als een ranke naaldspits, geflankeerd door 4 hoektorentjes.

De 91 meter hoge torenspits zou echter in 1735 ernstige stormschade oplopen
De huidige toren met klokvormige bekroning is slechts 65 meter hoog en dateert uit 1757.

Volgens onze gids was Hitler hier in 1914-18 en schilderde hij in deze kerk


 


We nemen nu de Arme-Klarenstraat en gaan binnen in de kerk van het klooster van de Arme Klaren.

Eerst waren er de Clarissen.
Franciscus van Assisi was de grondlegger van de eerste bedelorde, die van de franciscanen of minderbroeders. Een van zijn volgelingen, Clara van Assisi, stichtte rond 1212 de orde van de clarissen voor vrouwen die de idealen van Franciscus wilde navolgen

De Arme Klaren zijn gesticht door een timmermansdochter. Deze Nicoletta , geboren in 1381 wordt non in het clarissenklooster van Corbie.

Nicoletta groeit op tot Coleta en brengt de Clarissen weer in het gareel, die intussen wat waren afgeweken van de regels van Clara. Ze wordt overste van de Clarissen-Coletinnen, die ook Arme Klaren worden genoemd.

Coleta wordt aangeroepen voor een voorspoedige zwangerschap en bevalling. Dat lijkt wat vreemd voor iemand die haar hele leven maagd is gebleven. Maar het heeft alles te maken met haar eigen geboorte; haar moeder was al 60 toen ze Nicoletta ter wereld bracht.

Hun voornaamste bezigheid is bidden, de was doen voor de priesters (kerkelijke gewaden) en hosties bakken.

Er zijn hier in Roeselare nog een 10-tal Arme Klaren.
De orde leefde van wat hun werk opbracht en van wat de lekenzusters bijeen bedelden.

 Als ge goed weer wilt hebben, moet ge eieren brengen naar de Arme Klaren.”.

De mensen uit de buurt brachten hen dan te eten (niet enkel eieren).
Dat de arme Klaren voor goed weer zorgden, komt door de begripsverwarring tussen de naam van de stichtster Clara (helder) en het weer.
Waarom eieren? Omdat eieren goedkoop zijn, zelfs arme mensen kunnen eieren geven.

Nu gaan we, voorafgegaan door onze gids, naar de Stedelijke begraafplaats .

Ingang in de Blekerijstraat.

Deze begraafplaats bestaat enerzijds uit een militaire begraafplaats met vooral Franse, Engelse en Belgische slachtoffers (militairen en burgers) van beide wereldoorlogen, maar anderszijds is het ook een gewone begraafplaats van Roeselarenaren

Een monument herdenkt de Poolse gesneuvelden.

 

Graf van Ferdinand le Hétet.

Op 19 oktober 1914 die, als "schuwe maandag" de geschiedenis zou ingaan, werden op verschillende plaatsen rond Roeselare burgers in groep doodgeschoten.

Ferdinand le Hétet was een  Frans soldaat  die sneuvelde aan het begin van de  Eerste Wereldoorlog, tijdens de terugtrekking van de  Franse troepen  uit Roeselare.

Hij werd voor Roeselare het symbool van het verzet

Het huldemonument Franse bevrijders in 1918

We gaan dan tot bij het praalgraf van Robrecht Rodenbach

Hier vertelt de gids een en ander over de familie Rodenbach.

De familie Rodenbach is afkomstig uit het Groot Hertogdom Hessen in Rijnland (Duitsland)

Ferdinand Rodenbach, geboren in 1714 in Andernach, werd regimentsdokter in het Oostenrijkse leger, dat tijdens de successieoorlog de erfopvolging van Maria Theresia moest afdwingen en bestendigen in de Zuidelijke Nederlanden.

Bij de Vrede van Aken kwamen de Zuidelijke Nederlanden weer onder Oostenrijks gezag. Een week na de ondertekening van de vrede trouwde Ferdinand Rodenbach, die krijgsgevangene was van de Fransen, in de kerk Saint-Etienne in Rijsel met Joanna Catharina Vandenbossche, handschoenmaakster. Zij was de dochter van Karel Joannes (uit Wakken) en Helena Anna (Ver)Faillie (uit Roeselare). Ferdinand nam ontslag uit het Oostenrijkse leger en kwam naar Roeselare.

Deze Ferdinand (een dokter) is dus de stamvader geworden van de ullustere familie Rodenbach.

Pieter was de oudste zoon van Ferdinand Rodenbach en hij was eveneens dokter.
Onder het Frans bewind is Pieter gestopt als dokter en begonnen als jeneverstoker.

Alexander, Ferdinand, Constantin en Pedro, de vier zonen van Pieter Rodenbach, speelden een belangrijke rol in Vlaanderen bij de omwenteling van 1830 en maakten de naam Rodenbach populair in Roeselare.

Albrecht was de kleinzoon van Ferdinand Rodenbach.

Ondertussen is het aan het regenen, zelfs met hagelstenen erbij.

Gewapend met paraplu's stappen we naar de Nieuwmarkt


Het is een wijk ten westen van de St. Michielskerk.

Wie zijn die Nieuwmarkters? Ze waren van de kust afkomstig en kwamen zich in Roeselare vestigen om vis te verkopen. Ze deden dat met paard en kar.

Maar de vishandel bleef niet duren : in de 2 de helft van de 19 de eeuw werd een “treinweg” aangelegd en de Nieuwmarkters verlegden noodgedwongen hun activiteit naar de verkoop van textiel. Ze “leurden” van dorp naar dorp. Het waren heel

goede commerçanten, maar ook vechtersbazen.

Ze waren zeer “proper”. Tijdens onze wandeling zagen we dat veel rolluiken in deze week naar beneden waren. Dit komt omdat het regenachtig weer is , ze doen hun rolluiken naar beneden om propere vensters te behouden.

Een leurperiode duurde drie maanden en die heette de triem. Ze leurden met rieten stoelen, lucifers, textiel en bevoorraadden hofsteden en kloosters.

De Nieuwmarkters hebben ook hun eigen bouwtrant, die direct is te herkennen aan de gevel: rode gevels zijn het, met gele banden erin en boogvensters

In de 20 ste eeuw werden ze rijk. Ze trouwden ook veel onder elkaar. Ze noemden dat “pausen” (neef en nicht onder elkaar).

Nu gaan we de Rodenbachstraat in waar we het geboortehuis van Albrecht Rodenbach zullen zien (geen foto's want het is aan het regenen!).

Op het Klein Seminarie was er een feest voor de superior
In plaats van wat hun opgedragen was zongen enkele leerlingen onder leiding van Albrecht Rodenbach het “Lied der Vlaamse Zonen”.
Rodenbach kwam uit een rijke familie, zo gebeurde het dat niet hij, maar een medeleerling (Julius Devos) “buiten vloog”!

In 1876 ging A.Rodenbach in Leuven studeren, In 1879 valt hij tijdens een boottochtje in Dikkebus in het water en liep een verkoudheid op die zou leiden tot een longontsteking.
Hij stierf in juni 1880 op 23 jarige leeftijd.

Het standbeeld van Rodenbach is voor een andere keer want het is nu hoog tijd om de brouwerij Rodenbach te gaan bezoeken!!

 

SITEMAP